|
||||||||
|
Het is al langer bekend dat het wereldje der singer-songwriters her en der eerder bijzondere figuren omvat en als we er dezer dagen eentje mogen/moeten uitpikken, kunnen we bezwaarlijk om Gerry Spehar heen. Dat is misschien niet de meest tot de verbeelding sprekende naam, maar de man heeft er wel een parcours op zitten, waar iedereen eerbiedig de hoed zou moeten voor afnemen. Natuurlijk; er zijn niet al te veel artiesten, die ruim veertig jaar meedraaien in de business en ook op dat punt is Gerry een uitzondering. Als je zijn jeugd in Colorado bekijkt, leek die ook niet meteen tot een langdurige carrière in muziekland te gaan leiden: veehoeden en groenten telen, dat was wat het Leven voor de jonge Gerry in petto leek te hebben, althans tot Uncle Will, één van zijn ooms hem op zijn dertiende een gitaar (een Stella nog wel) cadeau deed. De jongen zette zich meer dan ijverig aan het studeren en leerde fingerpicken als Mississippi John Hurt en zette zijn tanden in zowat alle gitaarwerk, van Merle Haggard tot Jimi Hendrix. Op zijn negentiende kwam hij naar Europa om in treinstations en op straathoeken te spelen en, na zijn terugkeer naar Colorado, werd het echt menens: met broers George en Tom zette hij een band op en als The Spehar Brothers mochten ze al snel de voorprogramma’s doen van mensen als Boz Scags, Ian & Sylvia en Townes Van Zandt. Veel meer was er in die vroege jaren ’80 niet nodig om een heuse reputatie op te bouwen en toen Gerry een duo ging vormen met Bobby Allison, leek de trein helemaal vertrokken. En toch: in 1986 besliste Gerry om niet langer de hort op te gaan en in plaats daarvan een gewone job te gaan zoeken en een gewone huidvader te worden, maar, zo bleek, een huisvader die nooit stopte met songs schrijven. Een deel van die songs kan je nu terugvinden op deze dubbele CD: een deel van de basistracks werd in de jaren ’90 in Nashville opgenomen en recent van zangpartijen voorzien door Gary Lynn Floyd. Een tweede golf opnames volgde begin deze eeuw in Los Angeles, met mensen als Teresa James, Dale Watson en alweer Gary Lynn Floyd en ook daarvan staan er een achttal op deze dubbelaar. Tenslotte zijn er een vijftal nummers, waarop Spehar zelf zingt, al dan niet samen met Lisa McKenzieen op die manier geven deze twintig songs een heel mooi overzicht van de allerminst geringe productie van de man die wellicht iets te bescheiden gebleven is, maar ons wel een hele resem prachtige melodieën heeft nagelaten. Dat was ook de reden waarom Paul Lacques, van I See Hawks in LA, mee in de producersstoel kroop voor de oppuntstelling van deze heel leuke dubbelplaat, waarop geheel terecht de schijnwerpers gericht worden op een bijzondere man en zijn dito songs die hier heel bijzondere versies meekrijgen, ingespeeld door uitstekende muzikanten, maar vooral laten horen welke bijzondere verhalenverteller Gerry Spehar is. Ik schreef het hier al eerder, maar ik herhaal het graag: Gerry Spehar is een geweldige songschrijver, die dringend herontdekt mag worden ! (Dani Heyvaert)
|